Stichting Diogenes Leiden

Restaureren van monumenten in Leiden

Nieuwstraat 49: ‘Mans hand boven’

Op de pagina over Nieuwstraat 49 en 51 wordt verteld over de geschiedenis van de twee panden.
Hieronder wordt aandacht besteed aan een geheimzinnig verhaal over Nieuwstraat 49 dat zich rond 1650 zou hebben afgespeeld.

 

De gevelstenen boven de onderpui van Nieuwstraat 49

 

In de gevel van Nieuwstraat 49 zijn twee gevelstenen te zien met de tekst ‘ANNO 1650’. Ze zitten net boven de onderpui. Op dezelfde hoogte bevindt zich een steen die een vrouwenbuste voorstelt met het onderschrift “T WYFSHOOFT”.

 

De gevelstenen in het midden van de gevel van Nieuwstraat 49

 

Iets boven het midden van de gevel is een guirlande aangebracht met daarin een gevleugeld engelenkopje.

 

De gevelsteen bovenaan de gevel van Nieuwstraat 49

 

Helemaal bovenin is een vergulde afbeelding van een rechterhand te zien.

Over de achtergrond van de gevelstenen, en vooral die van de vrouw en de hand, hebben in de loop van de jaren veel verhalen de ronde gedaan. Hoe het precies zit, zal waarschijnlijk nooit duidelijk worden.


Le Francq van Berkhey (1804)

 

Fragment van het rijm van Le Francq van BerkheyDe natuuronderzoeker, schrijver en dichter Johannes le Francq van Berkhey (1729-1812) publiceerde in 1804 een bundel ‘Ernstige en boertige vertellingen mijner jeugd’. Daarin stond onder andere een lang rijm met de titel Mans hand boven (hier te downloaden).
Volgens Le Francq duiden de gevelstenen op rivaliteit binnen het echtpaar dat het huis heeft laten bouwen. Hij suggereerde dat de vrouw een bazig karakter had. De man zou een buurpand erbij hebben willen kopen om het nieuw te bouwen huis breder te kunnen laten zijn. De vrouw zou dat hebben tegengehouden omdat het oorspronkelijke huis uit haar familie afkomstig was. Om te laten zien dat zij de baas was zou zij de steen met de vrouwenbuste hebben laten aanbrengen. De man kon dat niet op zich laten zitten en liet helemaal bovenin de gevel de afbeelding van een hand aanbrengen met (althans volgens Le Francq) het onderschrift Mans hand boven. Of dat onderschrift er ooit geweest is, is overigens de vraag.
Le Francq schrijft dat de actie van de man wel tot onderlinge discussie leidde, maar dat de vrouw zich er uiteindelijk bij moest neerleggen:
’t Gevolg was dat de man zints meerder rust genoot,
Zij leefden vergenoegt en vreedzaam tot hun dood,
Elk hunner in ’t gezag der huiselijke zaaken,
Zij in der vrouwen zorg, hij om als man te waaken,
En alle kijverij bleef stil en afgedaan,
Mits dat het vrouwen hoofd en manshand bleeven staan,
(….)
Geen snapper heeft het wijf ooit van haar eer beroofd
Waarom? DE MAN HIELD HAAR DE HAND STEEDS BOVEN ‘T HOOFD.


Bicker Caarten en Van Roijen (1953)

 

Fragment van het artikel van Bicker Caarten en Van Roijen

Een iets aangevulde versie van het verhaal staat in het artikel De legende van Mans Hand Boven van A. Bicker Caarten en R. van Roijen (hier te downloaden). Het is opgenomen in het in 1953 gepubliceerde boekje Leids Volksleven, dat is samengesteld door de commissie Volkskunde van de Vereniging Oud Leiden.
Het eerste deel van het artikel is van Bicker Caarten. Hij citeerde uit het gedicht van Le Francq van Berkhey en legde nog meer de nadruk op de positie van de in zijn eer gekwetste man.
Het tweede deel is geschreven door de toenmalige gemeentearchivaris Van Roijen, die onderzoek had gedaan naar de bouw- en bewonersgeschiedenis van het pand. Hij stelde vast dat Nieuwstraat 49 in het verleden het achterhuis is geweest van een huis aan de Nieuwe Rijn (het huidige Nieuwe Rijn 54). In dat pand was jarenlang een bakkerij gevestigd.
In 1649 kocht Jan Barendszoon van Lent de bakkerij. Hij was in 1646 getrouwd met Jannetje de Roy, met wie hij drie jonge kinderen had. Als Nieuwstraat 49 inderdaad in 1650 gebouwd is of op z’n minst een nieuwe gevel heeft gekregen, zouden volgens Van Roijen Jan en Jannetje de opdrachtgevers moeten zijn geweest.
In het stenen vrouwenhoofd zag Van Roijen eerder een afbeelding van een jeugdige vrouw dan van (zoals Le Francq van Berkhey suggereerde) een strenge wat oudere vrouw. Wat dat betreft zou het om een afbeelding van Jannetje kunnen gaan. Maar gezien de situatie in het jonge gezin leek het Van Roijen onwaarschijnlijk dat de echtgenoten hun rivaliteit via de plaatsing van gevelstenen zouden hebben uitgevochten. In zijn stuk klinkt door dat hij tamelijk sceptisch was over de legende.


De Vries (2022)

 

Dirk J. de Vries, bijzonder hoogleraar Bouwhistorie en erfgoed aan de Universiteit Leiden, publiceerde in 2022 het boek Gezichten op gevels van huizen 1400 – 1700 (WBOOKS, Zwolle). Het boek gaat over in steen vereeuwigde hoofden op gevels van historische huizen.
In de inleiding staat: ‘In de kunstgeschiedenis is dikwijls aangenomen dat deze hoofden een decoratieve en/of frivole functie hadden. Een meer nauwkeurige observatie doet de vraag rijzen of ze toch persoonlijk bedoeld zijn, en daarmee identificeerbaar zijn. Deze veronderstelling is mede ingegeven door voorbeelden van huizen waarvan via archiefonderzoek bekend is wie er woonden, in combinatie met het kijken naar geschilderde portretten van de bewoners. Dit vormde het begin van een zoektocht en mondde uit in dit boek.’
Het vrouwenhoofd op de gevel van Nieuwstraat 49 is een van de gebeeldhouwde hoofden waar De Vries op ingaat. Een foto ervan is gebruikt voor de omslag van het boek. De Vries laat blijken er niet aan te twijfelen dat het inderdaad om Jannetje de Roy gaat. De gevel weerspiegelt volgens hem de situatie tijdens de bouw in 1650: ‘De jonge weduwe werd toen onder voogdij gesteld, maar ze gaf desalniettemin blijk van haar verantwoordelijkheid.’ In de hand bovenin de gevel ziet De Vries niet de hand van de overleden Jan van Lent maar de beschermende hand van God. Hij suggereert dat het engelenkopje in de guirlande Jan van Lent voorstelt.


De Baar (2023)

 

De bekende Leidse archiefdeskundige Piet de Baar zet vraagtekens bij de conclusies van De Vries. In tegenstelling tot Van Roijen en De Vries heeft hij ontdekt wanneer Jan van Lent is overleden. Diens begrafenis was op 18 oktober 1650 in de Hooglandse Kerk. De stelling van De Vries dat Van Lent voor mei 1649 is overleden berust volgens De Baar op een verkeerde interpretatie van vermeldingen in de bonboeken (de registraties van onroerend goed). Dat maakt het idee van De Vries dat Jannetje de Roy als weduwe op de gevel is afgebeeld veel minder waarschijnlijk.
Jan van Lent is op 1 februari 1649 eigenaar geworden van Nieuwe Rijn 49, maar helaas is niet bekend wanneer daarna de openbare verkoping is geweest waarbij Jacob Anthonisz. van Delden het pand van Van Lent kocht. Wel staat vast dat het pand verkocht is tijdens het leven van Van Lent, dus tussen februari 1649 en oktober 1650. De officiële inschrijving van de overdracht aan Van Delden in het waarboek (het register van eigendomsovergangen) was pas op 17 mei 1651, dezelfde dag waarop de overdracht door Van Delden aan de volgende eigenaar Willem Jansz de Veth werd ingeschreven. De Baar neemt aan dat de eerstgenoemde inschrijving pas heeft plaatsgevonden toen daarom gevraagd werd.
Hij noemt twee feiten die aannemelijk maken dat Van Lent het pand al vrij snel nadat hij zelf eigenaar was geworden aan Van Delden heeft verkocht, en dat niet Van Lent maar Van Delden het pand heeft laten bouwen of verbouwen. Uit de stukken blijkt dat Van Delden er een werkplaats had ingericht voor de productie van de textielsoort warpen die hij maakte. Nog opvallender is het verschil van de koopprijzen: bij de verkoop door Van Lent aan Van Delden werd er ƒ 1100 betaald en bij de daarop volgende verkoop door Van Delden aan De Veth ƒ 2650. In beide gevallen werd het pand op een veiling verkocht, waardoor de werkelijke waarde op die momenten redelijk benaderd zal zijn.

Volgens De Baar zijn er verschillende verklaringen denkbaar voor de afbeelding van het vrouwenhoofd, maar de mening van De Vries verdient het volgens hem niet om als canon te gelden.


Conclusie

 

Er is in de archieven niets te vinden ter ondersteuning van de suggestie in het rijm van Le Francq van Berkhey over de moeizame relatie tussen twee echtgenoten. Hij lijkt verhalen die misschien al langer in de stad de ronde deden nog wat verder te hebben aangedikt. Ook de veronderstelling van Van Roijen en De Vries dat Jan Barendszoon van Lent en Jannetje de Roy de opdrachtgevers waren voor de nieuwbouw of de verbouwing van Nieuwstraat 49 lijkt niet te kloppen. Maar net als voor sommige andere verhalen geldt hier: het is misschien niet waar, maar wel mooi bedacht.

 

Terug naar de hoofdpagina over Nieuwstraat 49 en 51